Rekentools

Familie-archief zum Vorde - Vortman(n) - Voortman

Vanaf 1608 zijn de voornaamste steden:
Zuiderkwartier: Amsterdam, Brielle, Delft, Dordrecht, Gorinchem, Gouda, Haarlem, Leiden, Rotterdam, Schiedam, Schoonhoven.

Noorderkwartier: Alkmaar, Edam, Enkhuizen, Hoorn, Medemblik, Monnickendam, Purmerend.

De inhoudsmaten (vaste- en vloeistoffen) variëren sterk per plaats en materiaal. Voor een meer nauwkeurige en betrouwbare omrekening is meer informatie vereist.

Lengte en vlaktematen voor grond werd veelal regionaal vastgesteld. De Rijnlandse roede werd in de loop van de 18e eeuw steeds vaker toegepast.

Hoewel het absoluut gewicht per plaats kon verschillen, was de rekenmethode meestal gelijk.
1 pond = 16 ons (12 ons medicinaal)
1 ons = 2 lood
1 lood = 10 engels/sterling
1 engels = 32 aas

Verschillende materialen hebben hun eigen maateenheid. Veel gebruikt is de schepel.
1 last = 27 mud
1 mud = 1 1/3 zak
1 zak = 2 of 3 schepel
1 schepel = 4 vierdevat
1 vierdevat = 8 kop

De inhoudsmaat voor vloeistoffen verschilde per plaats en per product. Bij veel plaatsen ontbreekt gegevens van verschillende producten. Hier wordt gerekend met een standaard van 1 Mengel = 1,2 liter. 

De maat van een kan varieert van 1,5 tot 7,4 liter, afhankelijk van plaats en vloeistof. Ook rekenkundig wordt een kan verschillend ingedeeld (1 aam = 90 kan tot 1 aam = 16 kan).

Meestal wordt gerekend:

1 voeder = 360 stoop

1 vat = 96 stoop

1 okshoofd = 90 stoop

1 ton = 64 stoop

1 aam = 60 stoop

1 smalton = 48 stoop

1 sester = 20 stoop

1 anker = 16 stoop

1 steekan/melkan = 8 stoop

1 stoop = 2 mengel

1 mengel = 2 pint/sleepje

1 pint/sleepje = 4 mutsje

Ook bij de lengtematen zien we lokale variatie. De Rijnlandse roede is vanaf de middeleeuwen vrijwel onveranderd. Aanvankelijk werd deze alleen rond Leiden gebruikt maar verspreidde zich in de 16e eeuw over een groot deel van Nederland en enkele Duitse staten en Skandinavische landen. Veel gebruikte verhoudingen zijn:
1 roede = 6 el
1 roede = 12 (of 14) voet
1 el = 2 1/3 voet
1 el = 16 taille
1 voet = (10 tot) 12 duim
1 duim = 4 kwartier
1 kwartier = 3 lijn
1 lijn = 12 punt
De lengtematen in de calculator zijn afgeleid van de Rijnlandse Roede. Waar de verhouding onbekend was, is de Rijnlandse waarde aangehouden.

Algemene maten voor oppervlakten zijn:
1 hoeve = 16 morgen
1 viertel = 4 morgen
1 morgen = 2 gemet
1 mat = 4 hond
1 gemet = 3 hond
1 hond = 100 vierkante roede

In Waterland *) is in gebruik:
1 deimt = 2 geers
1 geers = 200 vierkante roede
Het Nederlands metriek stelsel is een in 1816 in Nederland ingevoerde variant van het metrisch stelsel, waarbij benamingen uit het Franse regime werden vervangen door Nederlandse benamingen. In 1820 werd deze bij wet ingevoerd en bleef tot 1870 in gebruik.
1 pond = 10 ons
1 ons = 10 lood
1 lood = 10 wichtje
1 wichtje = 10 korrel
1 Korrel = 0,1 gram
Hoewel het bisdom Osnabrück streefde naar een eenheid, traden er regionale verschillen op die vooral bij de inhoudsmaten merkbaar was. Bij het rekenen werd gebruik gemaakt van de Regula de tri ofwel drie-eenheid.

Het gewichtssysteem vormde ook een belangrijke basis voor de munten, waarbij het gewicht van het edelmetaal bepalend was voor de waarde van de munt. Naast de eigen muntstukken waren ook vreemde muntstukken in omloop uit naburige gebieden en Holland. Ook de vreemde munten werden gewaardeerd op het gewicht van het edelmetaal.

Feitelijk heeft het prinsenbisdom Osnabrück tot 1802 bestaan. In de Franse tijd (1802-1813) werden Franse eenheden ingevoerd. In 1813 werd Osnabrück toegewezen aan het koninkrijk Hannover. In 1866 veranderde dit in koninkrijk Pruisen. In In 1868 besloot de Noordduitse Bond een maat- en gewichtsherziening naar een decimaalstelsel dat in 1872 van kracht werd. In 1871 kwam ook een wettelijke regeling voor het muntstelsel. Deze is in 1873 ingevoerd met afzonderlijke munten.

In Osnabrück weegde men met Zentner, Pfund, Unze en Lot. Er was een verschil tussen kramers Pfund (34 Lot, gelijk aan het Keulse gewicht) en apothers Pfund (24 Lot). Een Osnabrücker Pfund (waaggewicht) is 32 Lot. 

1 Zentner = 108 Pfund
1 Pfund = 16 Unze
1 Unze = 2 Lot
1 Lot = 14,1563 gram

1 lb (libra, Engelse pond) = 453 gram.

Inhoudsmaten werden in Malter en Scheffel gemeten.
1 Malter = 12 Scheffel
1 Scheffel = 4 Viertel
1 Viertel = 4 Becher
Er was geen eenheid in Osnabrück, maar elke parochie had zijn eigen maat. Per product (bijvoorbeeld het verschil tussen haver en rogge) en hoe vol de eenheidsmaat gevuld werd (met of zonder kop) kon verschillen.
1 Malter Damme = 8 Scheffel Osnabrücker Streichmaß
1 Malter Ankumer Roggenmaß = 14 Scheffel Streichmaß
1 Malter Menslager Spiekermaß = 9 Scheffel 2 Viertel Osnabrücker Maß
20 Osnabrücker Malter = 37 Hannoverse Malter
1 Osnabrücker Malter is ongeveer 347 liter.

 

1 Fuder = 6 Ohm of Arm
1 Ohm = 4 Anker
1 Anker = 7 Viertel
1 Viertel = 4 Kannen
1 Kanne = 4 Ort
1 Ort = circa 0,35 liter
Bovendien had men:
1 Stückfaß = 5 Oxhoft
1 Oxhoft = 1,5 Ohm = 6 Anker
1 Anker = 40 Quartier
1 Last = 12 Tonnen
1 Tonne = 108 Kannen
.

In Osnabrück rekende men met Ruten, Ellen en Fußen. Over de exacte maat heerste grote onduidelijkheid tot in de 18e eeuw de Fuß gelijkgesteld werd met de Hannoverse of Kalenberger Fuß. Vanaf 1780 geldt:
1 Rute = 8 Ellen
1 Elle = 2 Fuß
1 Fuß = 0,292 meter
Een Meile was geen vaste maat maar was de afstand die een voetganger zonder inspanning in twee uur kan afleggen (circa 7000 meter).

In het algemeen werd gerekend in Scheffelsaat en Maltersaat (kortweg Scheffel en Malter genoemd).
1 Maltersaat = 12 Scheffelsaat
1 Scheffelsaat = 4 Viertel
1 Viertel = 4 Becher
1 Becher = circa 74 m2
Daarnaast werd gerekend met Quadratruten waar pas tegen het einde van de 18e eeuw een vaste eenheid voor kwam.
1 Quadratrute = 1 Rute in het vierkant (4,673m x 4,673m) = 21,84 m2
1 Scheffelsaat = 54 Quadratruten (60 in Amt Grönenberg)
In de omgeving van Osnabrück werd ook met Morgen gerekend, maar had aanvankelijk geen vaste maat (soms 2 of 4 Scheffelsaat). In de 19e eeuw rekende men:
1 Morgen = 120 Quadratruten

Van 1554 tot 1825 rekende men volgens het Westfalische Schillingrekenstelsel: 1 Thaler = 21 Schilling = 252 Pfennig. Met de komst van de Guter Groschen in Noord-Duitsland, werd ook gerekend met 1 Thaler = 24 ggr = 252 Pfennig. In de Franse periode (1810-1813) werd gerekend met 1 Franc = 100 Centimen. Vanaf 1825 (tot de hervorming van de munteenheid van 1873) rekent men in Osnabrück met het Hannoverse 1 Thaler = 24 ggr = 26 mgr = 288 Pfennig. Vanaf 1858 rekent men 1 Thaler = 30 Ngr = 300 Pfennig,

Deze tool kan de weekdagen berekenen van de oude Juliaanse en de nieuwe Gregoriaanse kalender. Daarbij zal er automatisch omgeschakeld worden wanneer een weekdag berekend wordt van een datum voor de invoerdatum van de Gregoriaanse kalender. Omdat dit per gebied verschillend is, is het kiezen van de juiste regio van belang. De kalenderkeuze kan ook handmatig ingesteld worden. Daarnaast zijn enkele vaste en variabele feestdagen opgenomen.

Hulpmiddel voor het optellen en omrekenen van rekenmunten.

Translate